zaterdag 20 januari 2018

Het klagende lijk , aflevering 1

Haar bloed had het kookpunt bereikt.
Ze smeet haar stofdoek op de glazen salontafel en keek hem onbegrijpend aan, alsof ze in zijn ogen wilde lezen of hij het daadwerkelijk meende. Ongelofelijk hoe hij haar zonder blikken of blozen had beschuldigd.
Gefrustreerd knoopte ze haar schort open en hield het verfrommeld in haar handen tot haar knokkels wit zagen. Zwijgzaam en vol ongeloof bleef ze met wijd opengesperde mond tegenover hem staan.
Hij hield zijn handen strak in zijn broekzak en het was haar overduidelijk dat hij er stellig van overtuigd was dat ze schuldig was.
‘Je meent het echt hè?’ vroeg ze hem toen hij statig en met gestrekte rug tegenover haar bleef staan, wippend op zijn tenen.
‘Je denkt echt dat ik het heb gejat?’
Hij knikte bevestigend, wachtend op haar bekentenis.
Haar ogen waren rood doorlopen en woedend gooide ze haar schort in zijn gezicht. Ze verdiende het niet dat ze zich onterecht liet beschuldigen en ze was niet van plan te antwoorden. Hij moest beter weten. Hoelang werkte ze al niet voor hem? Hoe vaak had ze hem niet bijgestaan?
Ze draaide zich om en snelde de gang in, greep haar jas en tas en verliet de villa met snelle tred. Met een harde knal viel de voordeur achter haar dicht en stevende ze af naar haar auto. Vol gas stuurde ze haar blauwe kever over het grindpad linksaf de straat in. Weg van hem en weg van zijn woning om vervolgens nooit meer terug te keren. Dat wist ze zeker. Geen één voet, geen dikke teen die nog de drempel van zijn woning zou aanraken. Hij zoekt het maar uit! Ze was tot op haar bot geraakt. Elk haar op haar hoofd had hij gekrenkt.
Haar gezicht moet boekdelen hebben gesproken toen ze haar schoenen in een hoek trapte en de autosleutels op de keukentafel smeet.
‘Wat is er aan de hand?’
Peter vouwde de krant op.
‘Waar is Sjoerd?’ snauwde ze in plaats van antwoord te geven.
‘Boven, huiswerk maken. Wat is er gebeurd?’
Lyla bekoelde zichtbaar, zakte plomp in de rode versleten sofa en gooide haar vermoeide benen op de eiken salontafel. Haar handen klemde ze strak om de met stof bekleedde brede leuning en ze haalde een keer diep adem. Ze was blij dat Sjoerd op zijn kamer zat. Zijn opvliegende temperament zou haar nu niet helpen. Het rood van haar woede was nog te zien tot achter haar oren.
Ze vertelde wat er zojuist was voorgevallen en dat ze daarom zo vroeg thuis was gekomen. Opgelucht dat het eruit was keek ze hem afwachtend aan, maar het bleef bedenkelijk stil.
Hij wist doorgaans elke situatie te relativeren en haar van adviezen te voorzien, maar had daarvoor kennelijk bedenktijd nodig. Misschien was haar normaal gesproken rustige karakter ook wel de reden waarom ze na veertien jaar nog steeds werkzaam was voor Hennie. Al had Hennie niet altijd evenveel tact en kon hij behoorlijk arrogant overkomen, ergens mocht ze zijn houding wel.
Peter had haar er dikwijls op gewezen dat Hennies zaken niet de hare waren en ze zich er niet mee diende te bemoeien. Distantiëren en focussen op je taak, zei Peter altijd. Dat was na vandaag dan wel even wat anders. Immers ging het haar dit keer wel aan.
Wat haar eigen persoontje betrof had Hennie haar nog nooit een strobreed in de weg gelegd. Hij was altijd tevreden over haar werk, betaalde haar op tijd en zelfs goed. Dat ze soms informatie opving dat haar niet aanging, wist ze meestal feilloos te negeren.
Hij had haar nu beschuldigd van iets wat ze niet had gedaan. Dat ging haar te ver en ze kon het niet over haar kant laten gaan. Het had kwaad bloed gezet.
‘Waarop is zijn verdenking gebaseerd?’ vroeg Peter opeens.
Lyla haalde haar schouders op.
‘Je moet het vanuit zijn positie bekijken.’
Nu fronste ze haar wenkbrauwen. ‘Hoe bedoel je’, snauwde ze niet begrijpend.
‘Zoals ik het zeg’, zei Peter. ‘Hij is kennelijk geld kwijt en vraagt zich af wie in de gelegenheid is geweest het weg te nemen.’
Leuk vond ze zijn antwoord niet, maar er zat een kern van waarheid in. Hennie kreeg niet veel mensen over de vloer terwijl zij er dagelijks was. Dat hij haar als eerste zou verdenken was daarom misschien niet eens zo onlogisch. Er was maar één probleem, ze had het niet gedaan! Dat hij haar vrijwel direct beschuldigd had, in plaats van te vragen, deed haar adrenaline opnieuw stijgen. Hij had het met haar kunnen bespreken in plaats van haar direct te beschuldigen.
‘Misschien moet je er een nachtje over slapen en morgen terug keren.’
‘Voor wat?’ schoot Lyla in de verdediging. Ze wilde die akelige egoïstische zelfingenomen man nooit meer zien.
Peter knikte een keer met zijn hoofd en glimlachte geruststellend.
Toen de stilte bleef, bedacht ze dat hij weleens gelijk kon hebben. Zoals altijd. Uitpraten was nog altijd het beste. Ze zou erover denken, alhoewel haar gevoel nog steeds wat anders zei.
Een stevige borrel, dat was wat ze nu nodig had. Peter schonk haar een glas whisky in. Ze nam een grote slok en hoorde niet dat de voordeur in het slot viel.



Sjoerd greep een fiets uit het tuinpad en slingerde zijn been over het zadel. Zonder het zitvlak aan te raken trapte hij stevig door. Linea recta op zijn doel af. Wat dacht die idioot wel niet! Met zijn vingers strak om de handvaten geklemd probeerde hij zich te bedwingen. Hij had die man nooit gemogen, maar nu had die vent zijn moeder gekrenkt. Haar goede naam aangetast, besmeurd, door het slijk gehaald en haar verdriet bezorgd. Zijn weergaloze moeder.
Wie aan zijn familie kwam, kwam aan hem!
Met zijn gezicht op onweer sprong hij van zijn fiets en denderde deze tegen de beukenhaag bij de villa. Met zijn vuisten gebald en met grote passen stevende hij af op de voordeur. Hij was allerminst van plan om te praten. Opknopen moesten ze die kerel. Iemand moest hem een keer de waarheid zeggen. Wat? Laten voelen, bedoelde hij!


Hennie had zijn colbert aan de stoel gehangen en zijn boordknoopje geopend. Hij kroop achter zijn bureau en had de computer opgestart. Lyla zou wel bekoelen en hij besloot het maar even te laten rusten. Na zoveel dienstjaren had hij er wel vertrouwen in dat ze eruit zouden komen. Hij moest haar gewoon even de tijd geven. Er was nog nooit een probleem geweest dat ze niet te boven waren gekomen. Hij hield veel van haar toch moest ze toegeven dat ze fout zat. Anders was hij genoodzaakt deze week nog aangifte te doen bij de politie.
Hij nam zijn paperassen en begon te tikken aan het zoveelste bezwaarschrift dat hij nog van plan was in te dienen tegen de gemeente. Het complete dossier bevatte reeds aardig wat pagina’s. Toen hij toentertijd de vrijstaande villa had gekocht was hem verzekerd dat er nooit aan de achterkant zou worden gebouwd. Nu had de gemeente bekend gemaakt dat ze de braakliggende grond gingen gebruiken om er een nieuw sportcomplex op te zetten met bijbehorende sportvelden. Het vrije uitzicht van de ongerepte natuur en de rust was hem heilig. Hij was niet van plan dat te laten verstoren door lelijke gebouwen, schreeuwende mensen en diverse tennisballen in zijn tuin. De voetballen van het jeugdige tuig uit de straat waren hem al een doorn in het oog.
Hij had nog maar één woord getikt, toen de deurbel ging. Het liefst negeerde hij het. Eigenlijk verwachtte hij dat Lyla was teruggekeerd om haar excuses aan te bieden. Hij vond het niet prettig dat hij uitgerekend haar op die toon had moeten aanspreken, maar het was voor hem onvermijdelijk geweest. De ontdekking van de diefstal was een grote schok, want zij was de enige die wist waar hij zijn spaargeld bewaarde. Het was geen groot bedrag, maar een principekwestie voor hem. Als ze had gevraagd om geld te mogen lenen dan had hij haar dat met liefde voorgeschoten. Weliswaar met enige rente, maar desalniettemin was wegnemen en toe-eigenen het domste wat ze had kunnen doen. Hij was bereid, wanneer ze zou bekennen, de politie erbuiten te houden en een regeling onderling te treffen. Daar waren ze immers te lang vrienden voor.
Toen hij de voordeur met een krachtige zwaai opende, zag hij tot zijn verbazing echter niemand. Hij keek nog een keer langs de beukenhaag van zijn oprit en zag niets anders dan een leeg eierdoosje bungelen tussen de takken. Hij was wederom slachtoffer geworden van baldadige jeugd. Bij het sluiten van de deur droop het eigeel naar beneden over het gietijzeren beslag. Hij besloot dit keer niet te reageren en zich een keer niet van zijn arbeid te laten afleiden door onbenullig kattenkwaad.
Zowel de klok in de keuken als zijn rammelende maag gaven aan dat het etenstijd was. Hij dekte de tafel voor zichzelf en besloot de rest van de avond te besteden aan zaken die hij nog diende af te ronden. Net op het moment dat hij zijn bestek in zijn handen had genomen ging opnieuw de deurbel. Hij schoof zijn stoel achteruit en liep snel naar de voordeur. Dit keer zou hij de rotjongens niet de gelegenheid geven weg te rennen.
Met een enorme zwaai gooide hij de voordeur open.
‘Sjoerd!’ riep hij verbaasd.
Meer kon hij niet zeggen. Twee handen omklemden zijn hals en hij werd achteruit de gang ingeduwd. De ogen van Sjoerd spuwden vuur. De greep om zijn keel werd pijnlijk en happen naar lucht bemoeilijkt. Hij probeerde zich uit zijn benarde positie te bevrijden. Hij greep de handen van Sjoerd, maar ze waren te sterk. Krachtig belandde hij tegen de muur. Geen enkele kant kon hij nog op. Langzaam gleed hij met zijn rug tegen de muur naar beneden. Eenmaal liggend op de grond had Sjoerd hem eindelijk losgelaten.
Hennie schraapte zijn keel.
‘We kunnen er toch over praten?’ smeekte hij bijna, toen hij zag dat Sjoerd hem wilde stompen. Hij was niet opgewassen tegen het lichamelijke geweld dat hem overmeesterde.
‘Je vermoordt mij nog’, stammelde hij terwijl hij langzaam een krachtige vuistslag incasseerde.
‘Nou, daar missen we dan niets aan!’ schreeuwde Sjoerd vol in zijn gezicht.

                                    *****

Marco liep te ijsberen in zijn woning tot moeder er bijna een zenuwinzinking van kreeg. Stom, stom, stom riep hij aldoor tegen zichzelf. Hij sloeg daarbij met zijn handpalm kleine korte tikjes op zijn voorhoofd. Hoe kon hij zo stom zijn.
Hij was de bladhark vergeten. Die, die hij deze morgen nog had gebruikt. Hoe kon hij zo stom zijn om dat te vergeten? Hij vergat nooit iets. Nooit!
Moeder probeerde hem vergeefs te kalmeren.
‘Je kunt morgen toch langs de villa rijden en de hark ophalen?’
Structuur en regelmaat. Alles moest gewoon kloppen. Morgen was te laat. Hij nam de hark altijd mee als hij de volgende dag naar Keemers moest. Niet morgen, vandaag.
Vandaag, vandaag, vandaag.
Krachtig schudde hij zijn hoofd.
‘Ga nu maar eerst rustig slapen...’
Marco sloeg zijn handen op zijn oren. Dat was niet de oplossing! Hij wilde het niet horen.
Met zijn grote sterke handen duwde hij zijn moeder opzij en stoof de achterdeur uit. Onmogelijk dat zo’n klein iel vrouwtje een boom van een kerel kon tegenhouden, ze moest hem laten gaan.
Hij trapte zijn fiets door de sterke wind. Herfstbladeren waaiden op.
Bladhark, bladhark, bladhark.
Op de openbare weg kon hij het blad nog wel zien liggen, dat was immers niet zijn taak. Maar op het erf van Hennie zou je geen blad tegenkomen als het aan hem lag. Al kreeg hij niet betaald, hij nam zijn werk als tuinman erg serieus. Er was geen betere tuinman te vinden dan hij.
Hij plaatste zijn gammele fiets op de oprit en liep naar de voordeur. De moderne buitenlamp met voeler sprong aan toen hij in het vizier van het oog kwam en het felle licht verblindde hem. In een reflex hield hij zijn arm voor zijn ogen en drukte op de deurbel. Niets. Het leek wel alsof de deurbel het niet deed. Hij drukte nog een keer, en nog een keer en nog een keer. Hij legde zijn oor te luister. Absolute stilte. Toch wist Marco zeker dat Hennie thuis was. Nog vijf minuten bleef hij roerloos voor de deur staan klappertanden. Hij trok de kraag van zijn jas omhoog en stopte zijn ijskoude handen in zijn jaszakken.
Hij moest toch echt de bladhark hebben.
Er werd niet opengedaan.
Marco besloot naar het schuurtje aan de achterzijde te lopen. Langs het stenen pad met smalle border liep hij naar achteren, waar hij de schuurdeur opende en door het licht, komende vanuit de woning, zijn bladhark zag staan. Of Hennie kon waarderen dat hij ongevraagd de schuur in was gelopen wist hij niet, maar het was zijn bladhark. Zijn bladhark en hij had die morgen nodig.
Toen hij het schuurtje wilde verlaten hoorde hij een hoop kabaal. Angstvallig bleef hij met samengeknepen billen staan. Muisstil. Hij hield zelfs zijn adem in. Zijn handen stevig geklemd om de steel van de hark en met strak dichtgeknepen ogen verroerde hij geen vin.
Zijn tanden drukte hij bijna pijnlijk op elkaar toen hij zijn ogen, na enige tijd voorzichtig durfde te openen. Door een kiertje zag hij een schim. In het licht van de woning zag hij een duidelijk postuur. Heel duidelijk zelfs.
Hij zag hoe de terrasdeuren zachtjes dichtgetrokken werden en hoe de persoon verdween over het pad waar hij even daarvoor had gelopen. Hij wist niet hoelang hij nog in het schuurtje had gestaan. Totaal verdoofd. Angstig. Bang dat Hennie naar buiten zou komen en hem zou betrappen. Hij wilde naar huis, naar mama.
Toen de kust veilig leek verliet hij met bonkend hart de schuur. Hij plaatste zijn linkerhand boven zijn oog tegen het glas en tuurde naar binnen. Grote snotter! Hij schrok zo hevig dat hij de hark liet vallen en struikelend naar zijn fiets rende. Dit was niet goed.
Alsof zijn leven ervan afhing fietste hij naar huis. Bang maar ook kwaad. Woede, allerlei emoties waar hij niet mee om kon gaan. Huilend en met een pijnlijk hart sloot hij zich op in zijn slaapkamer. Hij wilde alleen zijn en kon geen woord meer uitbrengen. Hier was hij veilig. Veilig bij mama. Hij kroop onder de lakens en trok de dekens zo ver over zijn oren dat de buitenwereld er niet meer toe deed.


Lyla sliep als een roos.
Ze was die nacht maar één keer wakker geworden, maar was vrijwel direct weer in slaap gevallen. Het gesprek met Peter had haar opgelucht waardoor een goede nachtrust haalbaar was. Geen gepieker en woede. Wel had ze samen met Peter enkele vragen op papier gezet en ze zou, voordat ze deze ochtend zou aanvangen met haar werkzaamheden, dit met Hennie bespreken.
Ze zou terugkeren naar de villa, ondanks dat ze plechtig besloten had nooit meer één teen over de drempel te steken.
Ze sloeg haar duster verder dicht, zuchtte en schudde haar hoofd vol ongeloof bij het zien van het aanrecht. Glimlachend zei ze tegen zichzelf dat die jongen het nooit zou leren. Ze veegde de broodkruimels met een vaatdoek in de wasbak en het gebruikte broodmes met klodders pindakaas plaatste ze in de vaatwasser. Sjoerd was al vroeg naar school vertrokken.
Peter kwam de keuken binnen en klopte zijn vrouw een keer speels tegen haar billen.
‘Moet ik je even brengen?’ vroeg hij bezorgd. ‘Ik wil ook wel mee naar het gesprek.’
Lyla schudde zachtjes haar hoofd. Ze had er alle vertrouwen in en kuste Peter dankbaar op zijn wang.
Sjoerd was weggefietst. Hij zat nog vol adrenaline en wilde de fietstocht benutten om zijn hoofd te legen. Gisteren had hij de villa woedend verlaten. Nu was hij er weer langs gefietst en was even blijven staan. Hij bleef naar de voordeur staren en zag geen beweging. Een serene rust kwam over hem.
Met een kleine glimlach en trots op zijn actie van gisteren, fietste Sjoerd uiteindelijk door.
Hij was vanochtend bewust vroeg weggegaan om zijn moeder te ontlopen. Hij wilde elke confrontatie momenteel vermijden. Al had hij niet het idee dat ze hem gisterenavond hadden gemist.
Natuurlijk had hij thuis niets gezegd. Ze wisten niet eens dat hij het gesprek had gehoord en zouden zijn daad nooit goedkeuren.
Soms moet het gewoon met de vuist. Hij was trots op zichzelf.
Even later reed Lyla met opgeheven hoofd naar de villa en parkeerde haar auto op de oprit.
Als kind vond ze de villa al adembenemend. Toen woonde de wethouder van de Kolm er nog met zijn vrouw. Pas toen Hennie er kwam te wonen en Lyla een vacature had gelezen dat hij iemand zocht voor het huishouden, had ze geen seconde getwijfeld. Het was voor haar de ultieme kans de woning eens vanbinnen te bekijken. Tot haar verbazing werd ze echter aangenomen. Ondanks al het commentaar vanuit haar omgeving had ze hier nooit spijt van gehad.
Toen ze vlakbij de voordeur was, kraakten de eierschillen onder haar schoenen. Een diepe zucht bij het zien van de extra werkzaamheden glipte over haar lippen. Ze draaide de sleutel in het slot en voelde haar hart bonken. Ze voelde zich enigszins opgelaten omdat ze niet kon inschatten hoe Hennie zou reageren na haar reactie van gisteren. Nog nooit eerder had ze zich zo laten gaan en haar emoties laten overheersen. Ze was duidelijk zenuwachtig.
Het was stil in de woning en ze riep zijn naam meerdere keren luid. Toen hij niet reageerde hing ze haar jas aan de kapstok en liep naar de keuken.
De vuile vaat stond op het aanrecht en Hennie was nergens te bekennen. Aan de ene kant was ze opgelucht, want het stelde het gesprek uit. Aan de andere kant bevreemde het haar.  Op dit tijdstip zou Hennie normaal gesproken al hebben ontbeten, maar een ontbijtbordje miste op de keukentafel. Ze schudde zachtjes haar hoofd toch besloot ze haar handtasje in de kelderkast te plaatsen en aan het werk te gaan. Door het kleine keukenraampje klopte ze haar stofdoek uit. Bovendien vond ze frisse lucht wel prettig als ze aan het werk was. Ventileren en de frisse buitenlucht naar binnen halen, heerlijk.
In de gang riep ze nog een keer naar boven, in de veronderstelling dat Hennie zich had verslapen. Ze kon zich niet heugen wanneer dat was gebeurd, maar kon ook geen andere reden bedenken voor Hennies afwezigheid. Zijn auto stond namelijk op de oprit en een fiets was niet het vervoersmiddel dat door hem werd gebruikt.
Pas toen ze de deur naar de woonkamer opende kreeg ze de schrik van haar leven. Het werd haar opeens pijnlijk duidelijk waarom ze geen antwoord had gekregen.
‘Hennie!’ sloeg ze haar handen voor haar mond.
Ze snelde naar hem toe en schudde nogal hardhandig aan zijn schouder.
‘Hennie, zeg eens wat!’
Enkele ferme tikken in zijn gezicht deden hem niet ontwaken. Dat hij koud aanvoelde en er grauw uitzag, drong pas tot haar door toen ze steevast geen reactie kreeg of beweging waarnam.
‘Hennie!’ deed ze nog een laatste wanhopige poging, maar ze wist dat ze te laat was. Alsof ze doden tot leven kon roepen knielde ze naast hem en wiegde hem. Met zijn hoofd op haar gehurkte knieën, liet ze haar tranen de vrije loop. Ze kon het niet helpen, maar de tranen vielen op Hennies verstijfde gezicht. Ze bleef zijn naam maar roepen, maar haar stem verloor kracht. Op het witte tapijt lag een enorme hoeveelheid opgedroogd bloed.
Ze snoot haar neus in een papieren zakdoek en streek met het vol gesnotterd papiertje over haar natte wangen. Een diepe zucht gleed hakkelend over haar lippen. Daarna nam ze de telefoon van de salontafel. Al snikkend en hyperventilerend lukte het haar om hulp te vragen. Het wachten duurde alleen zolang en de aanblik van zijn grote dode ogen werden ondragelijk. Misselijk werd ze ervan.
Ze zette de voordeur op een kier voor de hulpverlening om vervolgens kokhalzend naar de keuken te lopen in afwachting van hulp.
Ze kreeg het beeld van een lijkwitte Hennie maar niet van haar netvlies.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten